Vinificatie tips bij Solaris
Veel wijnbouwers in Nederland hebben Solaris aangeplant. Een groeikrachtig ras met dikke scheuten en grote bladeren. Solaris is erg vroeg, rijpt soms al eind augustus maar zeker in de eerste helft van september. Vanwege de klimaatverandering wordt er steeds meer suiker opgebouwd en het appelzuurgehalte loopt tijdens de rijping fors terug.

Kenmerken rijpe solaris druiven:
- Zeer hoog suikergehalte, 13 – 15 % is vrij normaal.
- Zuurgehalte zit meestal op 7 – 8 gram per liter, waarbij wijnsteenzuur overheerst.
- Aroma’s van tropisch fruit, vooral ananas, mango.
- Veel extract en body, ook zonder schilweking.
De wijn kan wat zwaar overkomen en mist vaak frisheid en aromatische finesse. Daarom wordt solaris ook gebruikt om te blenden en kan dan wat body geven aan andere wat meer schrale wijnen. Maar als monocépage is het soms te heftig.
Dit jaar was de bloei erg vroeg en de eerste helft van de zomer gaf een goede ontwikkeling van de trossen te zien. Zoals het er nu uitziet, zal het suikergehalte behoorlijk oplopen. Door met een refractometer regelmatig te meten en tegelijkertijd af en toe wat sap af te nemen voor een zuurmeting, kan je de balans tussen zoet en zuur een beetje volgen.
Hoe kan je nu de vinificatie aanpassen om de kracht wat te temmen en wat meer frisheid en balans in de wijn te brengen?
- Eerder oogsten of een deel eerder oogsten en apart verwerken. Het doel hierbij is om minder suikers op te bouwen (minder alcohol) en wat meer frisheid in de vorm van appelzuur te bewaren. Misschien moet het zuurgehalte hierin leidend zijn, ca. 8 – 9 gram totaal zuur. De vroeg geoogste batch kan je later combineren met een tweede oogst, uiteraard als de wijn klaar is.
- Most koelen en reductief werken. Koel de druiven met ijszakken, koelelementen of koolzuursneeuw. Ontsteel en pers zo mogelijk onder de 10 °C. Dit kan eigenlijk alleen in een gekoelde ruimte omdat de temperatuur buiten meestal nog erg hoog is. Vermijd contact met zuurstof tot na de gisting om oxidatieve aroma’s te vermijden.
- Koude sedimentatie: laat de most 24 uur zeer koud staan waarbij de bitterstoffen neerslaan. Hevel het heldere sap af en breng aan het gisten bij ca. 15 °C. Gebruik een neutrale gist.
- Gistkeuze: Gebruik een gist die citrus tonen en florale tonen stimuleert, zoals Lalvin QA23 of Oenoferm Elegance of Oenoferm Bouquet. Vermijd gisten die tropisch fruit stimuleren als je dat bij solaris teveel vindt.
Gisting starten bij 14 – 16 °C, later maximaal 18 °C. - Laat de vroeg geoogste wijn rijpen op de fijngist (batonnage). Dit geeft meer body zonder dat er extra alcohol gevormd wordt. Dit werkt prima met kleine mandflessen omdat je hierbij de fijngist kan zien en makkelijk in beweging kan houden. De fijngist werkt ook oxidatie tegen maar houdt later wel het SO2 gehalte in de gaten.
- Het blenden hierboven is al eerder genoemd. Een volle solaris wijn is een goede partner voor een frisse johanniter bijvoorbeeld. De combi haalt bij beide rassen het scherpe randje eraf.
- Dessertwijn. Bij solaris komt regelmatig edele rotting voor omdat de omstandigheden hiervoor begin september vaak ideaal zijn. Mistige ochtenden met in de loop van de dag veel zon en hoge temperaturen. De botrytis schimmel perforeert dan de bessen maar ontwikkelt zich in de bes niet verder. Door de trossen zo lang mogelijk te laten hangen en selectief te oogsten, zijn suikergehaltes mogelijk van ruim 200 Oechsle. Daarmee kan je heerlijke dessertwijnen maken, uiteraard loopt het volume wel sterk terug. Ook het drogen van de trossen (strowijn) wordt gedaan om meer concentratie te verkrijgen.

Dit jaar hebben we in onze wijngaard een experiment opgezet om het suikergehalte in de solaris al tijdens de rijping te beïnvloeden. Bij één enkele rij wordt de loofwand extra laag gehouden, circa 30 – 40 cm lager dan bij de andere rijen. De blad/vruchtverhouding wordt zo negatief beïnvloed en dit zal terug te zien zijn in de suikeropbouw. Ben benieuwd wat hier uitkomt. We blijven het volgen en berichten.


0 reacties op "Vinficatie tips bij Solaris"